Niederländisch » Deutsch

ge·scho·ren VERB

geschoren volt. deelw. van scheren¹, scheren²

Siehe auch: scheren , scheren

be·schoei·en <beschoeide, h. beschoeid> [bəsxujə(n)] VERB trans

be·schon·ken <beschonken, beschonkener, meest beschonken> [bəsxɔŋkə(n)] ADJ

be·schou·wen <beschouwde, h. beschouwd> [bəsxɑuwə(n)] VERB trans

3. beschouwen (bekijken):

4. beschouwen (ambtshalve keuren):

be·scher·men <beschermde, h. beschermd> [bəsxɛrmə(n)] VERB trans

2. beschermen (bevorderen):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski