Übersetzungen für „blauwgeruite“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

blauw·grijs [blɑuɣrɛɪs] ADJ

blauwgrijs

blaugrau

blauw·druk <blauwdruk|ken> [blɑudrʏk] SUBST m

1. blauwdruk (kopie op blauw papier):

blauwdruk

Blaupause f

2. blauwdruk (ontwerp, plan):

blauwdruk

Konzept nt

blauw·blauw [blɑublɑu] ADJ

iets (maar) blauwblauw laten

etw auf sich beruhen lassen

blauw·tje [blɑucə]

een blauwtje lopen

einen Korb bekommen

blauw·hemd <blauwhemd|en> SUBST m

1. blauwhemd (politieagent):

blauwhemd

Freund m und Helfer

blauwhemd zelden

Spinatwächter m ugs

blauwhemd zelden

Polizist m

2. blauwhemd SPORT:

blauwhemd

Spieler m im blauen Trikot

blauw·kous <blauwkous|en> [blɑukɑus] SUBST f

blauwkous

Blaustrumpf m ugs

blauw·zuur [blɑuzyr] SUBST nt geen Pl

blauwzuur

Blausäure f

blauw·ach·tig [blɑuɑxtəx] ADJ

blauwachtig

bläulich

blauw·bek·ken <blauwbekte, h. geblauwbekt> [blɑubɛkə(n)] VERB intr

blauwbekken

(dastehen und) frieren

nauw·ge·zet <nauwgezette, nauwgezetter, nauwgezetst> [nɑuɣəzɛt] ADJ

1. nauwgezet (consciëntieus):

nauwgezet

gewissenhaft

2. nauwgezet (precies):

nauwgezet

genau

3. nauwgezet (punctueel):

nauwgezet

pünktlich

ach·ter·uit³ [ɑxtərœyt] ADV (achterwaarts)

achteruit

rückwärts

achteruit

zurück

een pas achteruit

ein Schritt rückwärts