Übersetzungen für „doorslaan“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

door·slaan¹ <sloeg door, h. doorgeslagen> [dorslan] VERB trans

1. doorslaan (door slaan breken, delen):

doorslaan

durchschlagen

doorslaan

zerschlagen

doorslaan

durchbrechen

een muur doorslaan

eine Wand durchbrechen

2. doorslaan (drevelen):

doorslaan

durchschlagen

een spijker doorslaan

einen Nagel durch etw durchschlagen

door·slaan² <sloeg door, i. doorgeslagen> [dorslan] VERB intr

1. doorslaan (voortgaan met slaan):

doorslaan

weiterschlagen

2. doorslaan:

doorslaan (ergens doorheen dringen)

durchdringen

doorslaan (vocht)

durchschlagen

de muur slaat door

die Feuchtigkeit schlägt durch die Wand durch

3. doorslaan (overhellen naar het grootste gewicht):

doorslaan

ausschlagen

de balans slaat door

der Zeiger der Waage schlägt aus

4. doorslaan (met kracht, gevoelig slaan):

doorslaan

hart schlagen

5. doorslaan elek.:

doorslaan

durchbrennen

doorslaan

durchschlagen

de elektriciteitsstop slaat door techn.

die Sicherung brennt durch

6. doorslaan ugs (bekennen):

doorslaan

singen ugs

doorslaan

ein Geständnis ablegen

doorslaan op een ander

einen anderen verpfeifen ugs

Beispielsätze für doorslaan

doorslaan op een ander

einen anderen verpfeifen ugs

een muur doorslaan

eine Wand durchbrechen

een spijker doorslaan

einen Nagel durch etw durchschlagen