Übersetzungen für „entbrechen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

ont·bre·ken <ontbrak, h. ontbroken> [ɔndbrekə(n)] VERB intr

1. ontbreken (niet aanwezig zijn):

ontbreken

fehlen

ontbreken

mangeln

het ontbreekt hem aan moed

es fehlt [o. mangelt] ihm an Mut

waar het aan ontbreekt is …

woran es fehlt, ist …

het aan niets laten ontbreken

es an nichts fehlen lassen

het ontbrak onze spelers aan hardheid

die Härte fehlte unseren Spielern

er ontbreekt geld (er is een tekort)

es fehlt [o. mangelt] an Geld

er ontbreekt geld (er is geld verdwenen)

es fehlt das Geld

2. ontbreken (personen):

ontbreken

fehlen

ont·bran·den <ontbrandde, i. ontbrand> [ɔndbrɑndə(n)] VERB intr

1. ontbranden (in brand vliegen):

ontbranden

sich entzünden

ontbranden

in Brand geraten

ontbranden übtr

entbrennen

er ontbrandde een felle discussie

es entbrannte eine heftige Diskussion

2. ontbranden (hartstochten):

ontbranden

entbrennen

in liefde voor iem ontbranden

in Liebe zu jdn entbrennen

uit·bre·ken¹ <brak uit, h. uitgebroken> [œydbrekə(n)] VERB trans (door breken wegnemen)

uitbreken

(her)ausbrechen

de kamer uitbreken

die Wand rausbrechen

spee·chen <speechte, h. gespeecht> [spiːtʃə(n)] VERB intr

speechen

eine Rede [o. Ansprache] halten

brun·chen <brunchte, h. gebruncht> [brʏnʃə(n)] VERB intr

brunchen

brunchen

uit·la·chen¹ <lachte uit, i. uitgelachen> [œytlɑxə(n)] VERB intr (ten einde lachen)

uitlachen

auslachen

ze raakte maar niet uitgelachen

sie kam aus dem Lachen gar nicht mehr raus ugs

te·recht·bren·gen <bracht terecht, h. terechtgebracht> [tərɛxtbrɛŋə(n)] VERB trans

niet veel terechtbrengen van iets

bei etw Dat nicht viel zustande bringen

echt·bre·ker <echtbreker|s> [ɛxtbrekər] SUBST m

echtbreker

Ehebrecher m