Übersetzungen für „ersticktes“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

ver·stik·ken¹ <verstikte, h. verstikt> [vərstɪkə(n)] VERB trans

verstikken

ersticken

sticks [stɪks] SUBST Pl SPORT

sticks

Stockfehler m

stich·ten <stichtte, h. gesticht> [stɪxtə(n)] VERB trans

1. stichten (oprichten):

stichten

gründen

2. stichten:

stichten (teweegbrengen)

stiften

stichten (iets negatiefs)

anrichten

stichten (allgemeen)

auslösen

verwarring stichten

Verwirrung stiften [o. anrichten]

3. stichten:

stichten (in godsdienstig, zedelijk opzicht verheffen)

erbauen

stichten (allgemeen)

erheben

niet gesticht zijn over iets iron

von [o. über] etw nicht [o. wenig] erbaut sein

stich·ter <stichter|s> [stɪxtər] SUBST m

1. stichter:

stichter (oprichter)

Gründer m

stichter (van leer, geloof)

Begründer m

2. stichter:

stichter (iem die iets teweegbrengt)

Urheber m

stichter (allgemeen)

Veranlasser m

de stichter van zoveel kwaad

der Urheber von so viel Unheil

3. stichter gesch. (kerkelijk kunstwerk):

stichter

Stifter m

stic·ker <sticker|s> [stɪkɛr] SUBST m

sticker

Aufkleber m

sticker

Sticker m

stic·kie <stickie|s> [stɪki] SUBST nt

stickie

Joint m

ver·stik·king <verstikking|en> [vərstɪkɪŋ] SUBST f

verstikking

Erstickung f

ver·stij·ven¹ <verstijfde, h. verstijfd> [vərstɛivə(n)] VERB trans (steviger maken)

verstijven

versteifen

stick <stick|s> [stɪk] SUBST m

stick

Schläger m

stick

Hockeyschläger m

ge·sticht <gesticht|en> [ɣəstɪxt] SUBST nt

1. gesticht (inrichting voor krankzinnigen):

gesticht

psychiatrische Anstalt f

2. gesticht:

gesticht (gebouw met een bestemming; stichting)

Heim nt

gesticht (gebouw met een bestemming; stichting)

Anstalt f

gesticht (kerk)

Stift nt

pes·ti·ci·de <pesticide|n> [pɛstisidə] SUBST nt

pesticide

Pestizid nt