Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „fernliegender“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

vlie·ge·nier: Nomen
ver·vlie·gen: Verb
vlie·gend: Adjektiv und Adverb
op·vlie·gend: Adjektiv und Adverb
ver·zen·der: Nomen
ra·dio·zen·der: Nomen
be·lie·gen: Verb
weg·vlie·gen: Verb

Meintest du vielleicht: vervliegen , vliegenier , wegvliegen , beliegen , radiozender , verzender , opvliegend und vliegend

vlie·ge·nier <vliegenier|s> [vliɣənir] SUBST m

Flieger m

ver·vlie·gen <vervloog, i. vervlogen> [vərvliɣə(n)] VERB intr

1. vervliegen:

vervliegen (snel verdwijnen)

vervliegen (tijd ook)

2. vervliegen (in damp opgaan):

sich verflüchtigen

alcohol vervliegt snel

Alkohol verfliegt schnell [o. verflüchtigt sich schnell]

mijn hoop is vervlogen übtr

meine Hoffnung ist verflogen

vlie·gend [vliɣənt] ADJ

een vliegend blad [o. blaadje ] gesch.

eine Flugschrift

het vliegend hert

der Hirschkäfer

vliegende hond

vliegende schotel

fliegende Untertasse f

met vliegende start SPORT

mit fliegendem Start

een vliegende storm

ein heftiger Sturm

in vliegende vaart

in voller Fahrt

de Vliegende Hollander

der Fliegende Holländer

op·vlie·gend <opvliegende, opvliegender, opvliegendst> [ɔpfliɣənt] ADJ

ver·zen·der <verzender|s> [vərzɛndər] SUBST m

1. verzender (afzender):

2. verzender (expediteur):

ra·dio·zen·der <radiozender|s> [radijozɛndər] SUBST m

radiozender

Rundfunksender m

be·lie·gen <beloog, h. belogen> [bəliɣə(n)] VERB trans

weg·vlie·gen <vloog weg, i. weggevlogen> [wɛxfliɣə(n)] VERB intr

1. wegvliegen:

wegvliegen (zich verwijderen)

wegvliegen (zich verwijderen)

wegvliegen (ontsnappen)

2. wegvliegen (ijlings heengaan):

3. wegvliegen (geld):

dahinschwinden form

zerrinnen form

mijn geld vliegt weg

das Geld zerrinnt mir zwischen den Fingern form

4. wegvliegen (van de hand gaan):

reißenden Absatz finden

gut verkauft werden

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski