Übersetzungen für „gelijken“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ge·lij·ken <geleek, h. geleken> [ɣəlɛikə(n)] VERB intr

1. gelijken (lijken):

gelijken

gleichen

gelijken

ähneln

gelijken

ähnlich sehen

dat portret gelijkt goed

dieses Porträt ist gut gelungen

sprekend gelijken op iem

jdm täuschend ähnlich sehen

zij gelijken op elkaar als twee druppels water

sie sehen sich zum Verwechseln ähnlich

2. gelijken (in aard, hoedanigheid overeenkomen):

gelijken

eine Ähnlichkeit haben

3. gelijken (de schijn hebben van):

gelijken

aussehen

zijn gedrag gelijkt nergens naar

sein Benehmen ist unter aller Kritik ugs

Beispielsätze für gelijken

sprekend gelijken op iem

jdm täuschend ähnlich sehen

met zijn gelijken omgaan

mit seinesgleichen verkehren

zij gelijken op elkaar als twee druppels water

sie sehen sich zum Verwechseln ähnlich