Niederländisch » Deutsch

des·or·ga·ni·sa·tie [dɛsɔrɣaniza(t)si] SUBST f geen Pl

re·or·ga·ni·sa·tie <reorganisatie|s> [reɔrɣaniza(t)si] SUBST f

om·roep·or·ga·ni·sa·tie SUBST f

omroeporganisatie → omroep

Siehe auch: omroep

han·del·strak·taat SUBST nt

handelstraktaat → handelsverdrag

Siehe auch: handelsverdrag

han·dels·ver·drag <handelsverdrag|en> [hɑndəlsfərdrɑx] SUBST nt

han·dels·re·gis·ter <handelsregister|s> [hɑndəlsrəɣɪstər] SUBST nt

or·ga·ni·sa·tie <organisatie|s> [ɔrɣaniza(t)si] SUBST f

1. organisatie (het organiseren):

2. organisatie (het georganiseerd zijn, de wijze):

han·dels·op·lei·ding <handelsopleiding|en> [hɑndəlsɔplɛɪdɪŋ] SUBST f

han·dels·ken·nis [hɑndəlskɛnɪs] SUBST f geen Pl

or·ga·ni·sa·tor <organisator|s, organisator|en> [ɔrɣanizatɔr] SUBST m

2. organisator scheik.:

han·dels·ka·pi·taal <handelskapi|talen> [hɑndəlskapital] SUBST nt


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski