Übersetzungen für „interniste“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

in·ter·nist <internist|en> [ɪntərnɪst] SUBST m

internist

Internist m

in·ter·net·site <internetsite|s> [ɪntərnɛtsɑjt] SUBST f

internetsite

Internetsite f

in·ter·net [ɪntərnɛt] SUBST nt geen Pl

internet

Internet nt

op [o. over] (het) internet surfen

im Internet surfen

in·ter·naat <inter|naten> [ɪntərnat] SUBST nt

internaat

Internat nt

in·te·rest <interest|en> [ɪntərɛst] SUBST m

interest

Zins m meist Pl

dat brengt interest op

das trägt Zinsen

iem iets met interest betaald zetten übtr

jdm etw mit Zinsen zurückzahlen

interest op interest

Zinseszins m

geld tegen interest lenen

Geld auf Zinsen ausleihen

in·ter·ci·ty® <intercity|'s> [ɪntərsɪti] SUBST m

intercity

Intercity ® m

in·ter·dict <interdict|en> [ɪntərdɪkt] SUBST nt

1. interdict (verbod):

interdict

Verbot nt

2. interdict (rooms-katholiek):

interdict

Interdikt nt fachspr

in·te·res·se <interesse|s> [ɪntərɛsə] SUBST f

interesse

Interesse nt

zijn interesse gaat vooral naar de schilderkunst uit

sein Interesse gilt besonders der Malerei

interesse tonen voor iem

Interesse für jdn [o. an jdm] zeigen

hebt u interesse voor deze kast?

haben Sie Interesse an diesem Schrank?

hij heeft geen interesse voor dat onderwerp

er hat kein Interesse an diesem Thema