Übersetzungen für „korting“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

kor·ting <korting|en> [kɔrtɪŋ] SUBST f

1. korting:

korting (korter maken, aftrekken: inkorting)

Kürzung f

korting (korter maken, aftrekken: inkorting)

Beschneidung f

korting (korter maken, aftrekken: reductie)

Ermäßigung f

korting bedingen

einen Rabatt aushandeln

de korting op lonen

die Lohnkürzung f

zonder korting

ohne Ermäßigung

2. korting:

korting (afgetrokken bedrag, hoeveelheid)

Ermäßigung f

korting (afgetrokken bedrag, hoeveelheid)

Nachlass m

korting econ. (procenten)

Rabatt m

korting econ.

Preisnachlass m

vijf procent korting voor contante betaling

fünf Prozent Skonto

Beispielsätze für korting

korting bedingen

einen Rabatt aushandeln

zonder korting

ohne Ermäßigung

de korting op lonen

die Lohnkürzung f

korting voor contante betaling

Skonto m nt nt

tien procent korting

zehn Prozent Ermäßigung

vijf procent korting voor contante betaling

fünf Prozent Skonto

onder aanbieding van tien procent korting

unter Gewährung von zehn Prozent Rabatt