Niederländisch » Deutsch

uit·gif·te <uitgifte|n, uitgifte|s> [œytxɪftə] SUBST f

ont·gin·nen <ontgon, h. ontgonnen> [ɔntxɪnə(n)] VERB trans

1. ontginnen (gronden):

3. ontginnen übtr:

uit·gie·ren <gierde uit, h. uitgegierd> [œytxirə(n)] VERB trans (met ‘het’)

vol·ge·lin·ge <volgelinge|n> [vɔlɣəlɪŋə] SUBST f

volgelinge weibliche Form von volgeling

Siehe auch: volgeling

me·lan·ge <melange|s> [melɑ̃ʒə] SUBST nt of m

be·to·ging <betoging|en> [bətoɣɪŋ] SUBST f (optocht)

stij·ging <stijging|en> [stɛiɣɪŋ] SUBST f


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski