Übersetzungen für „nauwelijks“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

nau·we·lijks [nɑuwələks] ADV

nauwelijks

kaum

het is nauwelijks te geloven

es ist kaum zu glauben

ik was nauwelijks thuis of het lawaai begon

kaum war ich zu Hause, ging der Krach los

Beispielsätze für nauwelijks

het is nauwelijks te geloven

es ist kaum zu glauben

deze sportman presteert nauwelijks/weinig

dieser Sportler leistet kaum was/wenig

ik kan me nauwelijks overeind houden

ich kann mich kaum aufrecht halten

hij heeft er nauwelijks iets van geproefd

er hat davon kaum etw geschmeckt

er was nauwelijks één muur overeind gebleven

es war kaum eine Mauer stehen geblieben

hij was nog maar nauwelijks gezond, toen …

kaum war er wieder gesund, als …

nauwelijks was hij thuis of de telefoon ging

kaum war er zu Hause, da klingelte das Telefon

ik was nauwelijks thuis of het lawaai begon

kaum war ich zu Hause, ging der Krach los