Niederländisch » Deutsch

ope·nings·uren [opənɪŋsyrə(n)] SUBST

openingsuren Pl → openingstijd

Siehe auch: openingstijd

ope·nings·tijd <openingstijd|en> [opənɪŋstɛit] SUBST m

ope·nings·tijd <openingstijd|en> [opənɪŋstɛit] SUBST m

open·ba·ren <openbaarde, h. geopenbaard> [opə(n)barə(n)] VERB trans

open·bre·ken1 <brak open, h. opengebroken> [opə(n)brekə(n)] VERB trans (met geweld openen)

open·leg·gen <legde open, h. opengelegd> [opə(n)lɛɣə(n)] VERB trans

1. openleggen (geopend neerleggen):

open·lig·gen <lag open, h. opengelegen> [opə(n)lɪɣə(n)] VERB intr

1. openliggen (geopend liggen):

2. openliggen (onbeschut liggen):

3. openliggen (zichtbaar zijn):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski