Übersetzungen für „optocht“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

op·tocht <optocht|en> [ɔptɔxt] SUBST m

optocht (stoet)

Zug m

optocht (stoet)

Umzug m

optocht (stoet)

Aufzug m

optocht rel.

Prozession f

een feestelijke optocht

ein Festaufzug

een feestelijke optocht

ein Festzug

de stille optocht

der Schweigemarsch

Beispielsätze für optocht

een feestelijke optocht

ein Festaufzug

de stille optocht

der Schweigemarsch

een luisterrijke optocht

ein glanzvoller [o. prunkvoller] Aufzug

de staart van een optocht

das Ende eines Umzugs