Übersetzungen für „raspa“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

rasp <rasp|en> [rɑsp] SUBST f

rasp

Raspel f

rasp (keukengerei ook)

Reibe f

ras·pen² <raspte, h. geraspt> [rɑspə(n)] VERB intr (rauw stemgeluid)

raspen

schnarren

ras·paard <raspaard|en> [rɑspart] SUBST nt

raspaard

Rassepferd nt

spa® [spa] SUBST f geen Pl

spa

Mineralwasser nt

ras¹ <ras|sen> [rɑs] SUBST nt

1. ras (groep met dezelfde erfelijke eigenschappen):

ras

Rasse f

ras

Menschenrasse f

iem van gemengd ras

ein Mischling

kenmerken van het ras

Rassenmerkmale Pl

2. ras (bevolkingsgroep):

ras

Volk nt

een ras van zeevaarders

ein Volk von Seefahrern

3. ras (categorie van levende wezens):

ras

Rasse f

ras

Art f

pa·pa <papa|'s> [papa] SUBST m

papa

Papa m

papa

Vati m

ra·ra [rara] INTERJ

rara, wat is dat?

dreimal darfst du raten

rap¹ [rɑp] SUBST nt geen Pl

Jan Rap en zijn maat

Hinz und Kunz ugs

nap·pa¹ [nɑpa] SUBST nt geen Pl

nappa

Nappa nt

nappa

Nappaleder nt

ta·pa <tapa|s> [tɑpa] SUBST m (borrelhapje)

tapa kookk.

Tapa f meist Pl

ras·ter¹ <raster|s> [rɑstər] SUBST m (hekwerk)

raster

Gitter nt