Übersetzungen für „reinsteigern“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

rei·ni·gen <reinigde, h. gereinigd> [rɛinəɣə(n)] VERB trans

reinigen

reinigen

dienst·wei·ge·ring <dienstweigering|en> [dinstwɛiɣərɪŋ] SUBST f

1. dienstweigering gesch.:

dienstweigering

Wehrdienstverweigerung f

dienstweigering

Kriegsdienstverweigerung f

2. dienstweigering (weigering van opgedragen diensten):

dienstweigering

Gehorsamsverweigerung f

stei·ge·ren <steigerde, h. gesteigerd> [stɛiɣərə(n)] VERB intr

1. steigeren (paarden):

steigeren

sich aufbäumen

2. steigeren (protesteren):

steigeren

sich sträuben

steigeren

sich auf die Hinterbeine stellen scherzh

rei·zi·ger <reiziger|s> [rɛizəɣər] SUBST m

reiziger

Reisende(r) m

reiziger (passagier)

Fahrgast m

reiziger (passagier in een vliegtuig)

Fluggast m

hoogst·ei·gen [hoxstɛiɣə(n)] ADJ

in hoogsteigen persoon

höchstpersönlich

in·ste·ken <stak in, h. ingestoken> [ɪnstekə(n)] VERB trans

1. insteken (ergens in steken):

insteken

(hin)einstecken

een draad insteken

einen Faden einfädeln

hij steekt overal zijn neus in übtr

er steckt überall seine Nase hinein

2. insteken (met iets scherps):

insteken

einstechen

stei·ger <steiger|s> [stɛiɣər] SUBST m

1. steiger (aanlegplaats):

steiger

Landungsbrücke f

steiger

Bootssteg m

steiger

Steg m

2. steiger (stelling):

steiger

Gerüst nt

steiger

Baugerüst nt

in de steigers staan

eingerüstet sein

in de steigers staan übtr

in Arbeit sein

dienst·wei·ge·raar <dienstweigeraar|s> [dinstwɛiɣərar] SUBST m

dienstweigeraar

Wehrdienstverweigerer m

dienstweigeraar

Kriegsdienstverweigerer m

rein·heid [rɛɪnhɛɪt] SUBST f geen Pl

reinheid

Reinheit f

reinheid (net-, zuiverheid)

Sauberkeit f

de reinheid van het hart

die Reinheit des Herzens

de reinheid van de lucht

die Reinheit der Luft

blinken van reinheid

vor Sauberkeit blitzen

rei·ni·ging [rɛinəɣɪŋ] SUBST f geen Pl

1. reiniging:

reiniging (het reinigen, gereinigd worden)

Reinigung f

reiniging (het schoonmaken)

Säuberung f

2. reiniging (reinigingsdienst):

reiniging

Müllabfuhr f

3. reiniging (bevrijding van zonde):

reiniging

Reinigung f

trein·stel <treinstel|len> [trɛinstɛl] SUBST nt

treinstel

Zug m

treinstel

Zuggarnitur f fachspr

rei·ger <reiger|s> [rɛiɣər] SUBST m

reiger

Reiher m

de blauwe reiger

der Fischreiher

de blauwe reiger

der Graureiher

le·pel·rei·ger SUBST m

lepelreiger → lepelaar

Siehe auch: lepelaar

le·pe·laar <lepelaar|s, lepe|laren> [lepəlar] SUBST m dierk.

lepelaar

Löffelreiher m

lepelaar

Löffler m

ont·ei·ge·nen <onteigende, h. onteigend> [ɔntɛiɣənə(n)] VERB trans

onteigenen

enteignen