Übersetzungen für „sbasis“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

ba·sis <basis|sen, bases> [bazɪs] SUBST f

1. basis form (grondslag, fundament):

basis

Basis f

basis

Grundlage f

de basis van de zendmast

der Sockel des Sendemastes

2. basis übtr (grondslag):

basis

Grundlage f

basis form

Basis f

basis form

Fundament nt

dat is een goede basis van onderhandelingen

das ist eine gute Verhandlungsgrundlage [o. Verhandlungsbasis]

op basis van deze feiten

bei [o. unter] Zugrundelegung dieser Tatsachen

op basis van vrijwilligheid

auf freiwilliger Basis

de wettelijke basis

die Rechtsgrundlage

de wettelijke basis

der Rechtsboden

de zakelijke basis

die Geschäftsgrundlage

3. basis (hoofdbestanddeel):

basis

Basis f

basis

Grundlage f

4. basis (achterban):

basis

Basis f

5. basis gesch.:

basis

Basis f

basis

Stützpunkt m

6. basis wisk.:

basis

Basis f

chas·sis <chassis> [ʃɑsi] SUBST nt

1. chassis (raamwerk):

chassis

Rahmen m

chassis

Fassung f

2. chassis:

chassis (onderstel)

Fahrgestell nt

chassis (minder vaak)

Chassis nt

3. chassis (houder) foto.:

chassis

Plattenbehälter m

ba·sisch [bazis] ADJ

basisch

basisch

basisch

alkalisch

een basische oplossing

eine Alkalilösung

scep·sis [sɛpsɪs, skɛpsɪs] SUBST f geen Pl

scepsis

Skepsis f

bas·sist <bassist|en> [bɑsɪst] SUBST m

bassist

Bassist m

cas·sis [kɑsɪs] SUBST f geen Pl

cassis

schwarze(r) Johannisbeersaft m

cri·sis <crisis|sen, crises> [krizɪs] SUBST f

crisis

Krise f

een crisis bezweren

eine Krise abwenden

een economische crisis

eine Wirtschaftskrise

een ministeriële crisis

eine Kabinettskrise

tijden van crisis

Krisenzeiten Pl

de crisis te boven komen

die Krise überstehen

er zit een crisis in de lucht

es kriselt

do·sis <dosis|sen, doses> [dozɪs] SUBST f

dosis

Dosis f

zonder een zekere dosis brutaliteit komt men er niet

ohne ein gewisses Maß an Frechheit schafft man es nicht

gno·sis [ɣnozɪs] SUBST f geen Pl

gnosis

Gotteserkenntnis f

gnosis rel.

Gnosis f

the·sis <thesis|sen, theses> [tezɪs] SUBST f

1. thesis (stelling):

thesis

These f

thesis

Behauptung f

2. thesis muz.:

thesis

Thesis f

vlieg·ba·sis <vliegbasis|sen, vlieg|bases> [vliɣbazɪs] SUBST f

vliegbasis

Militärflugplatz m

bas·sin <bassin|s> [bɑsɛ̃] SUBST nt

bassin

Becken nt

bassin

Bassin nt

qua·si [kwasi] ADV

quasi (zogenaamd)

quasi

quasi (als het ware)

gleichsam

quasi (in schijn)

scheinbar

hij keek quasi deskundig onder de motorkap

er schaute unter die Motorhaube und tat dabei so, als würde er sich auskennen

hij kwam quasi iets lenen

er kam unter dem Vorwand, sich etw auszuleihen

quasi slapend hoorde ze alles

scheinbar schlafend hörte sie (aber) alles

quasi verrast

gleichsam überrascht

bas·ta [bɑsta] INTERJ

basta

basta!