Übersetzungen für „voordoen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

voor·doen¹ <deed voor, h. voorgedaan> [vordun] VERB trans

1. voordoen (doen als voorbeeld):

voordoen

vormachen

iem een truc voordoen

jdm einen Trick vormachen

2. voordoen (omdoen):

voordoen

vorbinden

voordoen

umbinden

voor·doen² <deed zich voor, h. zich voorgedaan> [vordun] VERB wk ww zich voordoen

1. voordoen (optreden):

voordoen

eintreten

voordoen

auftreten

voordoen

sich ergeben

als de gelegenheid zich voordoet

wenn sich die Gelegenheit ergibt [o. bietet]

als die omstandigheden zich voordoen

wenn diese Umstände eintreten

nu doet zich de vraag voor …

nun erhebt sich die Frage …

2. voordoen (het voorkomen aannemen van):

voordoen

sich ausgeben für

zich voordoen als inspecteur

sich für einen Inspektor ausgeben

Beispielsätze für voordoen

zich voordoen als inspecteur

sich für einen Inspektor ausgeben

iem een truc voordoen

jdm einen Trick vormachen

zich fijn voordoen

frömmeln

een schort voordoen

(sich Dat ) eine Schürze umbinden

als die omstandigheden zich voordoen

wenn diese Umstände eintreten