Niederländisch » Deutsch

taal·ont·wik·ke·ling [talɔntwɪkəlɪŋ] SUBST f geen Pl

1. taalontwikkeling (persoon):

2. taalontwikkeling (de taal):

ont·wik·ke·ling <ontwikkeling|en> [ɔntwɪkəlɪŋ] SUBST f

2. ontwikkeling (het teweegbrengen):

3. ontwikkeling (het ontwerpen):

5. ontwikkeling foto.:

6. ontwikkeling (gebeurtenis):

ver·wik·ke·ling <verwikkeling|en> [vərwɪkəlɪŋ] SUBST f

on·ont·wik·keld [ɔnɔntwɪkəlt] ADJ

1. onontwikkeld (niet economisch ontwikkeld):

ont·wik·ke·len1 <ontwikkelde zich, h. zich ontwikkeld> [ɔntwɪkələ(n)] VERB wk ww


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski