Niederländisch » Deutsch

ge·van·gen·schap [ɣəvɑŋə(n)sxɑp] SUBST f geen Pl

2. gevangenschap (toestand waarin een gevangene verkeert):

be·jaar·den·pas·poort SUBST nt

bejaardenpaspoort → bejaardenpas

Siehe auch: bejaardenpas

be·jaar·den·pas <bejaardenpas|sen> [bəjardə(n)pɑs] SUBST m

ge·van·gen·be·waar·ster SUBST f

gevangenbewaarster weibliche Form von gevangenbewaarder

Siehe auch: gevangenbewaarder

ge·van·gen·be·waar·der <gevangenbewaarder|s> [ɣəvɑŋə(n)bəwardər] SUBST m

ge·van·ge·ne <gevangene|n> [ɣəvɑŋənə] SUBST m en f

1. gevangene (gevangen genomen persoon):

Gefangene(r) f(m)

2. gevangene (gedetineerde):

Gefangene(r) f(m)

ge·van·gen·ne·men <nam gevangen, h. gevangengenomen> [ɣəvɑŋənemə(n)] VERB trans

ge·van·gen·zet·ten <zette gevangen, h. gevangengezet> [ɣəvɑŋə(n)zɛtə(n)] VERB trans


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski