Niederländisch » Deutsch

ar·beids·con·tract <arbeidscontract|en> [ɑrbɛitskɔntrɑkt] SUBST nt

on·der·ˈhou·den1 <onderhield zich, h. zich onderhouden> [ɔndərhɑudə(n)] VERB wk ww

onderhouden zich onderhouden (spreken):

on·der·hou·dend <onderhoudende, onderhoudender, onderhoudendst> [ɔndərhɑudənt] ADJ

huur·con·tract <huurcontract|en> [hyrkɔntrɑkt] SUBST nt

on·der·houd [ɔndərhɑut] SUBST nt geen Pl

4. onderhoud (gesprek):

Unterredung f form

koop·con·tract <koopcontract|en> [kopkɔntrɑkt] SUBST nt

on·der·huur·ster SUBST f

onderhuurster weibliche Form von onderhuurder

Siehe auch: onderhuurder

on·der·huur·der <onderhuurder|s> [ɔndərhyrdər] SUBST m


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski