Niederländisch » Deutsch

ne·der·zet·ting <nederzetting|en> [nedərzɛtɪŋ] SUBST f

on·der·waar·de·ren <onderwaardeerde/waardeerde onder, h. ondergewaardeerd> [ɔndərwarderə(n)] VERB trans

on·der·wer·pen <onderwierp, h. onderworpen> [ɔndərwɛrpə(n)] VERB trans

ont·zet·ting <ontzetting|en> [ɔntsɛtɪŋ] SUBST f

3. ontzetting (bevrijding):

4. ontzetting (schrik):

on·der·bre·king <onderbreking|en> [ɔndərbrekɪŋ] SUBST f

on·der·af·de·ling <onderafdeling|en> [ɔndərɑvdelɪŋ] SUBST f

on·der·stel·ling <onderstelling|en> [ɔndərstɛlɪŋ] SUBST f

1. onderstelling (hypothese, gissing):

on·der·ti·te·ling <ondertiteling|en> [ɔndərtitəlɪŋ] SUBST f

on·der·zet·ter <onderzetter|s> [ɔndərzɛtər] SUBST m

on·der·ver·ze·kerd [ɔndərvərzekərt] ADJ

on·der·we·reld <onderwereld|en> [ɔndərwerəlt] SUBST f

on·der·wor·pen [ɔndərwɔrpə(n)] ADJ

1. onderworpen (ondergeschikt):

on·der·voe·ding [ɔndərvudɪŋ] SUBST f geen Pl

on·der·ne·ming <onderneming|en> [ɔndərnemɪŋ] SUBST f

2. onderneming (bedrijf):

on·der·vra·ging <ondervraging|en> [ɔndərvraɣɪŋ] SUBST f


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski