Niederländisch » Deutsch

ver·snij·den <versneed, h. versneden> [vərsnɛidə(n)] VERB trans

1. versnijden (in stukken snijden):

over·lij·den2 <overleed, i. overleden> [ovərlɛidə(n)] VERB intr

over·ˈrij·den <overreed, h. overreden> [ovərɛidə(n)] VERB trans

open·snij·den <sneed open, h. opengesneden> [opə(n)snɛidə(n)] VERB trans

over·schrij·den <overschreed, h. overschreden> [ovərsxrɛidə(n)] VERB trans

1. overschrijden (over (iets) heen gaan):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski