Niederländisch » Deutsch

ren·te·loos [rɛntəlos] ADJ

1. renteloos (waarvan geen rente geheven wordt):

2. renteloos (geen rente gevend):

ren·te·voet [rɛntəvut] SUBST m geen Pl

on·be·last [ɔmbəlɑst] ADJ

1. onbelast (niet belast):

over·be·last [ovərbəlɑst] ADJ

ren·te·nier <rentenier|s> [rɛntənir] SUBST m

1. rentenier (iem die van zijn renten leeft):

2. rentenier (iem zonder betrekking):

dren·te·len <drentelde, h./i. gedrenteld> [drɛntələ(n)] VERB intr

be·last [bəlɑst] ADJ

1. belast (als toegewezen taak hebbend):

2. belast (met een last bezwaard):

3. belast (genetica):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski