Übersetzungen für „schouwing“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

be·schou·wing <beschouwing|en> [bəsxɑuwɪŋ] SUBST f

1. beschouwing (beoordeling):

beschouwing

Betrachtungsweise f

beschouwing

Betrachtung f

een punt buiten beschouwing laten

einen Punkt außer Betracht [o. Acht] lassen

details buiten beschouwing gelaten

von Einzelheiten abgesehen

2. beschouwing (geuite overweging):

beschouwing

Betrachtung f

de algemene beschouwingen pol.

die Haushaltsdebatte

beschouwingen houden over iets

Betrachtungen über etw Akk anstellen

3. beschouwing (het gadeslaan):

beschouwing

Betrachtung f

beschouwing

Beobachtung f

4. beschouwing (inspectie):

beschouwing

Besichtigung f

beschouwing

Inspektion f

schou·wen <schouwde, h. geschouwd> [sxɑuwə(n)] VERB trans

1. schouwen:

schouwen (in de geest waarnemen)

schauen

schouwen (poëtisch)

erschauen

hij heeft Gods glorie geschouwd

er hat Gottes Herrlichkeit geschaut

het schouwende leven

das kontemplative [o. besinnliche] Leben

2. schouwen (inspecteren):

schouwen

besichtigen

schouwen

inspizieren

eieren schouwen

Eier durchleuchten

een lijk schouwen

eine Leiche öffnen

scho·ling <scholing|en> [sxolɪŋ] SUBST f

scholing

Ausbildung f

scholing

Schulung f

een man met weinig scholing

ein Mann mit geringer Ausbildung

scholing ontvangen

ausgebildet werden

schor·sing <schorsing|en> [sxɔrsɪŋ] SUBST f

schorsing

Unterbrechung f

schorsing jur.

Aussetzung f

schorsing (ambtenaar)

Suspension f

schorsing SPORT

Sperrung f

schorsing SPORT

Sperre f

een schorsing oplopen

suspendiert werden

een schorsing oplopen SPORT

gesperrt werden

schouw·burg <schouwburg|en> [sxɑubʏrx] SUBST m

1. schouwburg (theater):

schouwburg

Schauspielhaus nt

schouwburg

Theater nt

naar de schouwburg gaan

ins Theater gehen

2. schouwburg (publiek):

schouwburg

Theater nt

schouwburg

Theaterpublikum nt

lijk·schou·wing <lijkschouwing|en> [lɛiksxɑuwɪŋ] SUBST f

lijkschouwing

Leichenschau f

na·be·schou·wing <nabeschouwing|en> [nabəsxɑuwɪŋ] SUBST f

nabeschouwing

nachträgliche Betrachtung f