Übersetzungen für „vandaliseren“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

ran·da·ˈlie·ren [-daˈliːrən] VERB intr

randalieren

herrie [o. kabaal] maken

randalieren

keet schoppen

skan·da·li·ˈsie·ren² [skandaliˈziːrən] VERB refl veraltet geh

skandalisieren

aanstoot nemen

skandalisieren

zich ergeren

Ran·da·ˈlie·rer(in) <Randalierers, Randalierer> [-daˈliːrɐ] SUBST m(f)

1. Randalierer:

Randalierer(in)

herrieschopper(herrieschopster) m (f)

2. Randalierer:

Randalierer(in)

vandaal(vandale) m (f)

ban·da·ˈgie·ren [bandaˈʒiːrən] VERB trans

bandagieren

bandageren

bandagieren

omzwachtelen

ka·na·li·ˈsie·ren [kanaliˈziːrən] VERB trans

1. kanalisieren (schiffbar machen):

kanalisieren

kanaliseren

2. kanalisieren (mit einer Kanalisation versehen):

kanalisieren

rioleren

3. kanalisieren geh übtr (in Bahnen lenken):

kanalisieren

kanaliseren

ver·ba·li·ˈsie·ren [vɛrbaliˈziːrən] VERB trans

1. verbalisieren:

verbalisieren

verbaliseren

verbalisieren

onder woorden brengen

2. verbalisieren:

verbalisieren

verbaliseren

verbalisieren

tot een werkwoord maken

vi·su·a·li·ˈsie·ren [vizu̯aliˈziːrən] VERB trans

visualisieren

visualiseren

vo·ka·li·ˈsie·ren [vokaliˈziːrən] VERB trans

vokalisieren

vocaliseren

stan·dar·di·ˈsie·ren [ʃtandardiˈziːrən] VERB trans

standardisieren

standaardiseren

standardisieren

normaliseren

nor·ma·li·ˈsie·ren² [nɔrmaliˈziːrən] VERB refl

normalisieren

zich normaliseren

normalisieren

normaal worden

ak·tu·a·li·ˈsie·ren [aktu̯aliˈziːrən] VERB trans geh

aktualisieren

actualiseren

aktualisieren

actueel [o. eigentijds] maken

for·ma·li·ˈsie·ren [fɔrmaliˈziːrən] VERB trans

formalisieren

formaliseren

si·gna·li·ˈsie·ren [zɪgnaliˈziːrən] VERB trans

1. signalisieren (durch Signale übermitteln):

signalisieren

seinen

signalisieren

doorgeven

signalisieren

duidelijk maken

signalisieren

te verstaan geven

2. signalisieren (ankündigen):

signalisieren

melden

signalisieren

aankondigen

signalisieren

aanwijzen

signalisieren

betekenen

signalisieren

wijzen op

3. signalisieren geh (zu verstehen geben):

signalisieren

uitdrukking geven aan

signalisieren

te kennen [o. verstaan] geven

so·zi·a·li·ˈsie·ren [zo͜tsi̯aliˈziːrən] VERB trans

sozialisieren SOZIOL, POL (verstaatlichen)

socialiseren

Van·da·ˈlis·mus <Vandalismus> [vandaˈlɪsmʊs] SUBST m kein Pl

Vandalismus

vandalisme nt

Vandalismus

vernielzucht

ega·li·ˈsie·ren [egaliˈziːrən] VERB trans

1. egalisieren TECH:

egalisieren

egaliseren

egalisieren

gelijkmaken

2. egalisieren SPORT:

egalisieren

evenaren

egalisieren

gelijkmaken

einen Rekord egalisieren

een record evenaren

mo·ra·li·ˈsie·ren [moraliˈziːrən] VERB intr geh

moralisieren

moraliseren

ide·a·li·ˈsie·ren [idealiˈziːren] VERB trans

idealisieren

idealiseren

etw idealisiert darstellen

iets geïdealiseerd uitbeelden [o. beschrijven]

le·ga·li·ˈsie·ren [-liˈziːrən] VERB trans

legalisieren

legaliseren

legalisieren

waarmerken