Übersetzungen für „ziekenhuiskamer“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

zie·ken·huis <zieken|huizen> [zikə(n)hœys] SUBST nt

ziekenhuis

Krankenhaus nt

ziekenhuis adm.

Krankenanstalt f meist Pl

ziekenhuis (gespecialiseerd op bepaalde ziekten)

Klinik f

een academisch ziekenhuis

eine Universitätsklinik

opnemen in het ziekenhuis

im [o. ins] Krankenhaus aufnehmen

in het ziekenhuis behandelen

stationär behandeln

iem voor opname naar het ziekenhuis brengen

jdn ins Krankenhaus einliefern

huis·ka·mer <huiskamer|s> [hœyskamər] SUBST f

huiskamer

Wohnzimmer nt

Re·ken·ka·mer [rekə(n)kamər] SUBST f geen Pl

Rekenkamer

Rechnungshof m

zie·ken·wa·gen <ziekenwagen|s> [zikə(n)waɣə(n)] SUBST m

ziekenwagen

Krankenwagen m

ziekenwagen (bij ongevallen)

Unfallwagen m

ziekenwagen (van de GGD)

Notarztwagen m

zie·ken·ver·ple·ger <ziekenverpleger|s> [zikə(n)vərpleɣər] SUBST m

ziekenverpleger

Krankenpfleger m