Übersetzungen für „aanleg“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

aan·leg [anlɛx] SUBST m geen Pl

1. aanleg (constructie):

aanleg

Bau m

de aanleg van spoorwegen

der Bau von Eisenbahnen

aanleg van gas en water/van elektriciteit

das Legen von Gas und Wasser/von Elektrizität

2. aanleg (begaafdheid):

aanleg

Anlage f

aanleg

Begabung f

aanleg

Veranlagung f

hij heeft er de aanleg voor ugs

er hat das Zeug dazu

kunstzinnige aanleg hebben

künstlerisch veranlagt sein

3. aanleg (vatbaarheid):

aanleg

Anlage f

aanleg

Neigung f

aanleg voor reuma

Neigung zu Rheuma

in eerste aanleg jur.

in erster Instanz

Beispielsätze für aanleg

de aanleg van spoorwegen

der Bau von Eisenbahnen

een criminele aanleg

eine kriminelle Veranlagung

kunstzinnige aanleg hebben

künstlerisch veranlagt sein

aanleg voor reuma

Neigung zu Rheuma

in eerste aanleg jur.

in erster Instanz

hij is niet ontbloot van aanleg

er ist nicht ohne Begabung

aanleg van gas en water/van elektriciteit

das Legen von Gas und Wasser/von Elektrizität

hij heeft er de aanleg voor ugs

er hat das Zeug dazu