Niederländisch » Deutsch

aan·scher·pen <scherpte aan, h. aangescherpt> [ansxɛrpə(n)] VERB trans

aan·schaf·fing <aanschaffing|en> [ansxɑfɪŋ] SUBST f

aan·schop·pen [ansxɔpə(n)] VERB intr

1. aanschoppen (een schop geven):

2. aanschoppen (kritiek leveren):

aan·spo·ring <aansporing|en> [ansporɪŋ] SUBST f

aan·stel·ling <aanstelling|en> [anstɛlɪŋ] SUBST f

2. aanstelling (ambtelijke kennisgeving):

schep·ping <schepping|en> [sxɛpɪŋ] SUBST f

2. schepping (heelal):

aan·schijn [ansxɛin] SUBST nt geen Pl

aan·schou·wen <aanschouwde, h. aanschouwd> [ansxɑuwə(n)] VERB trans form

aan·schaf·fen <schafte aan, h. aangeschaft> [ansxɑfə(n)] VERB trans

aan·schie·ten <schoot aan, h. aangeschoten> [ansxitə(n)] VERB trans

1. aanschieten (haastig aantrekken):

(hinein)fahren in +Akk

2. aanschieten (licht verwonden):

aan·stich·ting <aanstichting|en> [anstɪxtɪŋ] SUBST f

aan·schaf [ansxɑf] SUBST m geen Pl

aan·schrij·ven <schreef aan, h. aangeschreven> [ansxrɛivə(n)] VERB trans

1. aanschrijven (in rekening brengen):

2. aanschrijven (ambtshalve bevelen):

aan·schroe·ven <schroefde aan, h. aangeschroefd> [ansxruvə(n)] VERB trans

1. aanschroeven (vastmaken):

2. aanschroeven (vaster draaien):

aan·schou·we·lijk <aanschouwelijke, aanschouwelijker, aanschouwelijkst> [ansxɑuwələk] ADJ

te·gen·wer·ping <tegenwerping|en> [teɣə(n)wɛrpɪŋ] SUBST f

aan·spe·len <speelde aan, h. aangespeeld> [anspelə(n)] VERB trans

aan·sta·ren <staarde aan, h. aangestaard> [anstarə(n)] VERB trans


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski