Übersetzungen für „gierkelder“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈFeu·er·mel·der SUBST m

Feuermelder

brandmelder

ˈOber·kell·ner (-kell·ne·rin) SUBST m (f)

Oberkellner (-kell·ne·rin)

1e kelner(1e kelnerin) m (f)

Oberkellner (-kell·ne·rin)

ober(serveerster) m (f)

Fer·ke·ˈlei <Ferkelei, Ferkeleien> [fɛrkəˈl͜ai ] SUBST f ugs abw

Ferkelei

vuiligheid

Ferkelei

viezigheid

un·ter·ˈkel·lern [ʊntɐˈkɛlɐn] VERB trans

unterkellern

een kelder maken [o. bouwen] onder

unterkellern

van een kelder voorzien

ˈHilfs·gel·der SUBST Pl

Hilfsgelder

financiële steun

ˈWil·de(r) [ˈvɪldə (-dɐ)] SUBST f(m) dekl wie Adj

Wilde(r)

wilde

Wilde(r) übtr

wildeman(wildevrouw) m (f)

ˈgie·ren [ˈgiːrən] VERB intr

1. gieren geh:

gieren

gretig [o. heftig] verlangen

gieren

snakken

2. gieren NAUT:

gieren

gieren

gieren

slingeren