Niederländisch » Deutsch

her·den·king <herdenking|en> [hɛrdɛŋkɪŋ] SUBST f (viering)

her·den·ken <herdacht, h. herdacht> [hɛrdɛŋkə(n)] VERB trans

1. herdenken (de herinnering vieren):

gedenken +Gen

3. herdenken (zich weer in gedachten brengen):

be·den·king <bedenking|en> [bədɛŋkɪŋ] SUBST f

her·ken·nings·te·ken <herkenningsteken|s, herkenningsteken|en> [hɛrkɛnɪŋstekə(n)] SUBST nt

her·den·kings·plech·tig·heid [hɛrdɛŋkɪŋsplɛxtəxhɛɪt] SUBST f geen Pl


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski