Niederländisch » Deutsch

le·vens·be·lang <levensbelang|en> [levənzbəlɑŋ] SUBST nt

1. levensbelang (noodzakelijk voor het leven):

le·vens·ge·nie·ter <levensgenieter|s> [levənsxənitər] SUBST m

le·vens·lied <levenslied|eren> [levənslit] SUBST nt

be·drei·gen <bedreigde, h. bedreigd> [bədrɛiɣə(n)] VERB trans

1. bedreigen (dreigen kwaad te berokkenen):

le·vens·be·schou·wing <levensbeschouwing|en> [levənzbəsxɑuwɪŋ] SUBST f

drei·gend [drɛiɣənt] ADJ

1. dreigend (dreiging uitdrukkend):

2. dreigend (op het punt staande te gebeuren):

le·vens·dag <levensdag|en> [levə(n)zdɑx] SUBST m

le·vens·peil [levənspɛil] SUBST nt geen Pl

le·vens·werk [levənswɛrk] SUBST nt geen Pl

le·vens·doel <levensdoel|en> [levə(n)zdul] SUBST nt

le·vens·gang SUBST m

levensgang → levensloop

Siehe auch: levensloop

le·vens·loop [levənslop] SUBST m geen Pl

2. levensloop (curriculum vitae):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski