Übersetzungen für „oefengranaat“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

mor·tier·gra·naat <mortier|granaten> [mɔrtirɣranat] SUBST f

mortiergranaat

Mörsergranate f

hand·gra·naat <handgra|naten> [hɑntxranat] SUBST f

handgranaat

Handgranate f

gra·naat² <gra|naten> [ɣranat] SUBST f

1. granaat gesch.:

granaat

Granate f

(duizend) bommen en granaten! übtr

Donner und Doria! ugs

2. granaat (granaatappel):

granaat

Granatapfel m

oe·fe·ning <oefening|en> [ufənɪŋ] SUBST f

1. oefening (training):

oefening

Übung f

als oefening

zur Übung

daar is enige oefening voor nodig

das bedarf einiger Übung Gen

verplichte oefening SPORT

Pflichtübung f

vrije oefening (sport en spel, met vrije figuren)

Kürübung f

vrije oefening (sport en spel, met vrije figuren)

Kür f

oefening baart kunst Sprichw

Übung macht den Meister

2. oefening (opgave):

oefening

Übung f

oefening

Aufgabe f

oefening

Übungsaufgabe f

3. oefening rel.:

oefening

Andachtsübung f

oe·fe·nen¹ <oefende, h. geoefend> [ufənə(n)] VERB intr

1. oefenen:

oefenen (trainen, repeteren)

üben

oefenen (trainen)

trainieren

oefenen theat.

proben

op de piano oefenen

(auf dem) Klavier üben

op de grammatica oefenen

die Grammatik üben

oefenen voor de voorstelling

für die Vorstellung proben

2. oefenen rel.:

oefenen

Andacht halten

oefenen

Andachtsübungen halten

me·ce·naat <mecenaten> [mesenat] SUBST nt

mecenaat

Mäzenatentum nt

in·ter·naat <inter|naten> [ɪntərnat] SUBST nt

internaat

Internat nt

rug·gen·graat <ruggen|graten> [rʏɣə(n)ɣrat] SUBST f

ruggengraat

Rückgrat nt

ruggengraat (wervelkolom; ook)

Wirbelsäule f

de ruggengraat breken

sich Dat das Rückgrat brechen

iem met ruggengraat

jd mit Rückgrat

pen·si·o·naat <pensio|naten> [pɛnʃonat] SUBST nt

pensionaat

Internat nt

ho·ning·raat <honing|raten> [honɪŋrat] SUBST f

honingraat

Bienenwabe f

honingraat

Honigwabe f

fa·naat¹ <fa|naten> [fanat] SUBST m

fanaat

Fanatiker m