Übersetzungen für „temperatuur“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

tem·pe·ra·tuur <tempera|turen> [tɛmpəratyr] SUBST f

1. temperatuur (warmtegraad):

temperatuur

Temperatur f

op temperatuur brengen

temperieren

(de) temperatuur opnemen

(die) Temperatur messen

de temperatuur stijgt/daalt

die Temperatur steigt/fällt

2. temperatuur (verhoging):

temperatuur

Temperatur f

temperatuur

Fieber nt

hij heeft temperatuur

er hat erhöhte Temperatur

3. temperatuur muz.:

temperatuur

Temperierung f

met gelijkzwevende temperatuur

wohltemperiert

Beispielsätze für temperatuur

temperatuur boven het nulpunt

Temperaturen über null

de temperatuur loopt op

die Temperatur steigt (an)

de temperatuur vertoont schommelingen

es gibt Temperaturschwankungen

op temperatuur brengen

temperieren

(de) temperatuur opnemen

(die) Temperatur messen

de temperatuur stijgt/daalt

die Temperatur steigt/fällt

hij heeft temperatuur

er hat erhöhte Temperatur

met gelijkzwevende temperatuur

wohltemperiert

de temperatuur opnemen

die Temperatur messen

waterstofkernen fuseren bij hoge temperatuur

Wasserstoffkerne verschmelzen bei hohen Temperaturen miteinander

de temperatuur bedraagt maximaal 10 graden

die maximale Temperatur beträgt 10 Grad

de plotselinge daling van de temperatuur

der Temperatursturz