Niederländisch » Deutsch

voor·beel·dig <voorbeeldige, voorbeeldiger, voorbeeldigst> [vorbeldəx] ADJ

voor·be·rei·ding <voorbereiding|en> [vorbərɛidɪŋ] SUBST f

voor·be·rei·den <bereidde voor, h. voorbereid> [vorbərɛidə(n)] VERB trans

voor·be·reid·se·len [vorbərɛitsələ(n)] SUBST

voor·be·de <voorbede|n> [vorbedə] SUBST f

1. voorbede (voorafgaand gebed):

2. voorbede (gebed ten behoeve van anderen):

voor·be·hou·den <behield voor, h. voorbehouden> [vorbəhɑudə(n)] VERB trans

voor·bid·den <bad voor, h. voorgebeden> [vorbɪdə(n)] VERB trans

voor·bij·lo·pen <liep voorbij, i. voorbijgelopen> [vorbɛilopə(n)] VERB intr


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski