Deutsch » Niederländisch

Übersetzungen für „H-bom“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

Ergebnis-Übersicht

Boom: Nomen
Brom: Nomen
Zoom: Nomen
Dom: Nomen
Rom: Nomen
vom: Präposition
Aˈtom: Nomen
Gnom: Nomen
heim: Adverb
hob: Verb

Meintest du vielleicht: hob , heim , Gnom , Atom , vom , Rom , Dom , Zoom , Brom und Boom

Boom <Booms, Booms> [buːm] SUBST m

Boom

boom

Boom

(sterke) opleving

Brom <Broms> [broːm] SUBST nt kein Pl CHEM

Brom

broom

Brom veraltet

Zoom <Zooms, Zooms> [zuːm] SUBST nt

1. Zoom FILM (Zoomobjektiv):

Zoom

zoomobjectief nt

Zoom

2. Zoom FILM (das Zoomen):

Zoom

Dom <Dom(e)s, Dome> [doːm] SUBST m ARCHIT

Dom

dom(kerk)

Dom

der Kölner Dom

de dom van Keulen

Rom <Roms> [roːm] SUBST nt kein Pl

Rom

Rome nt

Rom ist (auch) nicht an einem Tage erbaut worden Sprichw

Rome is niet op één dag gebouwd

Rom ist (auch) nicht an einem Tage erbaut worden Sprichw

Keulen en Aken zijn niet op één dag gebouwd

in Rom tu, wie Rom tut Sprichw

≈ 's lands wijs, 's lands eer

Wissensecke: Europäische-Hauptstädte-Quiz

vom [fɔm] PRÄP +Dat

1. vom:

vom

van de

vom

van het

vom

van

vier vom Hundert

vom Leder ziehen

van leer trekken

2. vom (in Passivsätzen):

vom

door de

vom

Aˈtom <Atoms, Atome> [aˈtoːm] SUBST nt

Atom

atoom nt ook fig.

kein Atom übtr

kein Atom übtr

geen grein(tje)

Gnom <Gnomen, Gnomen> [gnoːm] SUBST m abw

Gnom

gnoom

Gnom

aardmannetje nt

Gnom

dwerg

heim [h͜aim] ADV regional

heim

heim

naar het vaderland

heim

naar de geboortestreek

hob [hoːp] VERB

hob 3. pers Sg Imperf von heben¹, heben²

Siehe auch: heben , heben

ˈhe·ben² <hob, gehoben> [ˈheːbn̩] VERB refl

1. heben (sich nach oben bewegen):

der Vorhang hebt sich

het doek gaat op

2. heben (aufsteigen):

hoger [o. beter] worden

3. heben geh (aufragen):

4. heben geh (sich erheben):

ein Sturm hebt sich

een storm steekt op

ˈhe·ben¹ <hob, gehoben> [ˈheːbn̩] VERB trans

1. heben (Lasten hochhieven):

etw aus der Taufe heben übtr

iets ten doop houden

jdn aus dem Sattel heben übtr

iem uit het zadel lichten

die Tür aus den Angeln heben

de deur uit de hengsels lichten

die Brauen heben

de wenkbrauwen ophalen [o. optrekken]

jdn in den Sattel heben

iem in het zadel helpen

einen neuen Rekord heben

in gewichtheffen een nieuw record vestigen

die Schultern heben

de schouders ophalen

die Stimme heben geh

zijn stem verheffen

2. heben (ans Tageslicht befördern):

einen Schatz heben

een schat opgraven

3. heben (verbessern):

das hat sein Selbstbewusstsein gehoben

dat heeft zijn zelfbewustzijn versterkt [o. vergroot]

4. heben regional (erheben):

5. heben ugs (Alkohol trinken):

einen heben

er eentje vatten

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Deutsch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski