Übersetzungen für „petten“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

ˈpet·zen [ˈpɛ͜tsn̩] VERB trans SCHULE

petzen abw

klikken

petzen abw

verklikken

ˈret·ten³ [ˈrɛtn̩] VERB refl

retten

zich in veiligheid brengen

retten

zich bergen [o. redden]

sich aufs Dach retten

op het dak vluchten

sich aus dem Haus retten

het huis uit vluchten

sich nicht mehr retten können [o. zu retten wissen ]

zich niet meer kunnen verschuilen

sich nicht mehr retten können [o. zu retten wissen ]

zich geen raad meer weten

sich nicht mehr retten können [o. zu retten wissen ]

overstelpt worden (met iets)

rette sich, wer kann! a. scherzh a. übtr

berg je!

ˈfet·ten¹ [ˈfɛtn̩] VERB intr

1. fetten (Fett absondern):

fetten

vet afgeven

2. fetten (Fett aufnehmen):

fetten

vet doorlaten [o. opnemen]

ˈket·ten [ˈkɛtn̩] VERB trans

1. ketten (mit einer Kette befestigen):

ketten

ketenen

ketten

boeien

2. ketten übtr (fest binden):

ketten

binden

ketten

ketenen

ketten

vastmaken

ketten

vastleggen

sich an jdn ketten

zich aan iem vastklampen

ˈwet·ten² [ˈvɛtn̩] VERB trans

wetten

(ver)wedden

wetten

bij een weddenschap inzetten

eine Flasche Wein auf etw wetten

een fles wijn om iets verwedden

ˈbet·ten [ˈbɛtn̩] VERB trans

betten

leggen

auf Rosen gebettet sein übtr

op rozen zitten

jdn in die Erde betten

iem ter aarde bestellen

jdn zur letzten Ruhe betten

iem naar zijn laatste rustplaats brengen

wie man sich bettet, so liegt man Sprichw

men moet zijn bed maken zoals men slapen wil

ˈjet·ten [ʤɛtn̩] VERB intr ugs

jetten

met een [o. per] jet vliegen

ˈput·ten [ˈpʊtn̩] VERB trans SPORT

putten (Golf)

putten

putten (Golf)

een hole maken

ˈplät·ten [ˈplɛtn̩] VERB trans regional

plätten

strijken

plätten

persen

ˈspot·ten [ˈʃpɔtn̩] VERB intr

1. spotten:

spotten

spotten

spotten

de spot drijven

spotten

de draak steken

spotten

belachelijk maken

über jdn/etw spotten

met iem/iets spotten [o. de draak steken]

2. spotten geh:

spotten

spotten

spotten

tarten

der Zustand spottete jeder Beschreibung

de toestand tartte elke beschrijving

3. spotten BIO:

spotten

nabootsen

spotten

imiteren

ˈpet·to [ˈpɛto] ugs

etw in petto haben

iets in petto hebben [o. houden]

ˈbit·ten <bat, gebeten> [ˈbɪtn̩] VERB trans

1. bitten (eine Bitte aussprechen):

bitten

vragen

bitten

verzoeken

wenn ich bitten darf!

alstublieft [o. alsjeblieft] !

wenn ich bitten darf!

komt u [o. kom] binnen(, alstublieft [o. alsjeblieft] )!

wenn ich bitten darf!

komt u [o. kom] maar mee!

wenn ich bitten darf!

begint u maar(, alstublieft)!

wenn ich bitten darf!

dames en heren!

der Herr Direktor lässt bitten!

de directeur verwacht u [o. je] !

da muss ich doch sehr bitten!

zo gaat dat niet!

(aber) ich bitte Sie!

hoe kunt u zoietsdat nou zeggen!

darf ich um Ihren Namen bitten?

hoe is uw naam?

ich bitte um Entschuldigung [o. Verzeihung]!

pardon!

darf ich um das Salz/den Zucker bitten?

mag ik het zout/de suiker(, alstublieft)?

da möchte ich doch sehr dar um gebeten haben!

dat zou ik toch denken!

2. bitten (einladen):

bitten

uitnodigen

jdn auf eine Tasse Tee bitten

iem voor een kopje thee uitnodigen

ich bat ihn ins Zimmer

ik vroeg hem de kamer binnen te komen [o. gaan]

ich habe Sie zu mir gebeten

ik heb u gevraagd (om) bij mij te komen

3. bitten (auffordern):

darf ich bitten?

mag ik deze dans van u [o. jou] ?

jdn zum Tanz bitten

iem ten dans vragen

jdn zum Essen/zu Tisch bitten

iem ten eten vragen

ˈkit·ten [ˈkɪtn̩] VERB trans übtr

kitten (in Ordnung bringen)

kitten

kitten (verkitten, mit Kitt kleben)

lijmen

ˈmit·ten [ˈmɪtn̩] ADV

mitten (inmitten von)

in het midden

mitten (geradewegs)

midden

mitten (direkt)

precies

mitten in der Stadt

midden in de stad

ˈpe·sen [ˈpeːzn̩] VERB intr ugs

pesen

pezen

pesen

jakkeren

ˈpen·nen [ˈpɛnən] VERB intr ugs

pennen (nicht aufpassen)

maffen

pennen (schlafen)

pitten

pennen (schlafen)

slapen

ˈpel·len² [ˈpɛlən] VERB refl

pellen (loslassen)

loslaten

pellen (aufgehen, sich lockern)

losgaan

ˈpei·len¹ [ˈp͜ailən] VERB intr (den Blick richten auf)

peilen

de blik richten op

er peilt immer in unsere Ecke ugs

hij kijkt steeds naar onze hoek

Pi·ˈpet·te <Pipette, Pipetten> [piˈpɛtə] SUBST f

Pipette

pipet

ˈchat·ten [ˈ͜tʃɛtən] VERB intr COMPUT

chatten

chatten