Übersetzungen für „verstrekt“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

ver·ˈstockt [fɛɐ̯ˈʃtɔkt] ADJ abw

verstockt

verstokt

verstockt

koppig

verstockt

hardnekkig

ver·ˈsteckt [fɛɐ̯ˈʃtɛkt] ADJ

1. versteckt (verborgen):

versteckt

verborgen

2. versteckt (unausgesprochen):

versteckt

heimelijk

versteckt

clandestien

3. versteckt (abgelegen):

versteckt

verkapt

versteckt

verholen

ver·ˈstört [fɛɐ̯ˈʃtøːɐ̯t] ADJ

verstört

geheel ontdaan [o. ontsteld] [o. overstuur]

verstört

van streek

ver·ˈstaubt [fɛɐ̯ˈʃt͜aupt] ADJ

1. verstaubt:

verstaubt

onder het stof

2. verstaubt (altmodisch):

verstaubt abw übtr

ouderwets

ver·ˈstö·ren VERB trans

verstören

schokken

verstören

in verwarring brengen

ver·ˈstri·cken² VERB refl

1. verstricken:

verstricken

zich bij het breien vergissen

2. verstricken:

verstricken

zich verstrikken

verstricken

verstrikt raken

ver·ˈströ·men VERB trans geh

verströmen

verspreiden

verströmen

uitstralen

ver·ˈstär·ken² VERB refl (stärker machen)

verstärken

sterker [o. groter] worden

verstärken

toenemen

ver·ˈste·cken¹ VERB trans

verstecken

verbergen

verstecken

verstoppen

Verstecken spielen

verstoppertje spelen

mit sich selbst Verstecken spielen

zichzelf voor de gek houden

ver·ˈstrei·chen² VERB trans unreg

1. verstreichen:

verstreichen

uitstrijken

verstreichen

uitsmeren

2. verstreichen:

verstreichen

bij het strijken [o. verven] gebruiken

3. verstreichen:

verstreichen

dichtstrijken

verstreichen

dichtsmeren

Ver·ˈsteck <Versteck(e)s, Verstecke> [fɛɐ̯ˈʃtɛk] SUBST nt

Versteck

schuilplaats

Versteck

schuilhoek

mit [o. vor ] jdm Versteck spielen übtr

iets voor iem verbergen

Versteck spielen

verstoppertje spelen

ver·ˈstau·en VERB trans

verstauen

verstouwen

verstauen

verstuwen

verstauen

opbergen

ver·ˈste·hen¹ VERB trans unreg ugs

verstehen

met staan [o. staande] doorbrengen

ver·ˈsto·ßen¹ VERB intr unreg

1. verstoßen:

verstoßen

in strijd handelen (met)

verstoßen

zondigen (tegen)

2. verstoßen:

verstoßen

strijdig zijn (met)

verstoßen

indruisen (tegen)

ver·ˈstrah·len VERB trans

1. verstrahlen:

verstrahlen

uitstralen

2. verstrahlen:

verstrahlen

door (radioactieve) stralen besmetten

verstrahltes Gelände

radioactief besmet terrein