Übersetzungen für „vertakt“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

ˈFest·akt SUBST m

Festakt

feestelijke plechtigheid

Ver·ˈdikt <Verdikt(e)s, Verdikte> [vɛrˈdɪkt] SUBST nt

Verdikt

verdict

Verdikt

vonnis nt

Verdikt

uitspraak

in·ˈtakt [ɪnˈtakt] ADJ

1. intakt (voll funktionsfähig):

intakt

in orde

2. intakt (unversehrt):

intakt

intact

intakt

onbeschadigd

Kon·ˈtakt <Kontakt(e)s, Kontakte> [kɔnˈtakt] SUBST m

1. Kontakt (Verbindung):

Kontakt

contact nt

Kontakt

betrekking

Kontakt

verbinding

geschäftliche Kontakte

zakenrelaties

(den) Kontakt herstellen

contact tot stand brengen

mit jdm Kontakt halten

met iem in contact blijven

2. Kontakt (Berührung):

Kontakt

aanraking

Kontakt

contact nt

3. Kontakt GEOL:

Kontakt

contact nt

4. Kontakt CHEM:

Kontakt

contactmassa

Kontakt

katalysatormassa

5. Kontakt (Verbindung):

Kontakt TECH, a. ELEK

contact nt

6. Kontakt TECH (Gerät):

Kontakt

contact(stuk)

ˈAuf·takt SUBST m

1. Auftakt:

Auftakt (Beginn)

begin nt

Auftakt (Vorbereitung)

inleiding

Auftakt (Vorbereitung)

voorspel nt

das war der Auftakt zu einer dauerhaften Zusammenarbeit

dat luidde een duurzame samenwerking in

2. Auftakt MUS:

Auftakt

opslag

Auftakt

opmaat

3. Auftakt LIT:

Auftakt

voorslag

ver·ˈtun² VERB refl unreg ugs

vertun

zich vergissen

ex·ˈakt [ɛˈksakt] ADJ

exakt

exact

exakt

nauwkeurig

exakt

precies

Trakt <Trakt(e)s, Trakte> [trakt] SUBST m

1. Trakt ARCHIT:

Trakt

vleugel (van een gebouw)

2. Trakt (Reihe):

Trakt

rij [o. reeks] (huizen [o. gebouwen] )

Trakt

complex nt

3. Trakt MED:

Trakt

tractus

Trakt

kanaal nt

ver·ˈbal [vɛrˈbaːl] ADJ

1. verbal geh (mithilfe von Worten):

verbal

verbaal

verbal

mondeling

2. verbal LING:

verbal

verbaal

verbal

werkwoordelijk

ver·ˈgaß [fɛɐ̯ˈgaːs] VERB

vergaß 3. pers Sg Imperf von vergessen¹, vergessen²

Siehe auch: vergessen , vergessen

ver·ˈges·sen² <vergisst, vergaß, vergessen> [fɛɐ̯ˈgɛsn̩] VERB refl

1. vergessen (die Beherrschung verlieren):

vergessen

zich vergeten

vergessen

buiten zichzelf raken

2. vergessen (liegen lassen):

vergessen

vergeten worden

das vergisst sich rasch

dat raakt gauw in het vergeetboek

ver·ˈges·sen¹ <vergisst, vergaß, vergessen> [fɛɐ̯ˈgɛsn̩] VERB trans

1. vergessen (nicht mehr wissen):

vergessen

vergeten

vergessen

niet meer weten

das werde ich dir nie vergessen

daar zal ik je altijd dankbaar voor blijven

das werde ich dir nie vergessen

dat zal ik je nooit vergeven

2. vergessen (nicht mehr daran denken):

vergessen

vergeten

vergessen

niet denken aan

das kannst du vergessen! ugs

zet dat maar uit je hoofd!

den Mantel kannst du vergessen! ugs

je jas heb je niet nodig!

Ver·ˈrat <Verrat(e)s> [fɛɐ̯ˈraːt] SUBST m kein Pl JUR

Verrat

verraad nt

Verrat treiben [o. üben ]

verraad plegen