Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „Achtelpause“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

ach·te·loos: Adjektiv und Adverb
ach·ter·af: Adverb
ach·terst: Adjektiv und Adverb
ach·ter·aan: Adverb
ach·ter·bak: Nomen
ach·ter·ban: Nomen
ach·ter·ste: Nomen
ach·ter·uit: Nomen
ach·ter·zak: Nomen
ach·ter·band: Nomen
ach·ter·bank: Nomen
ach·ter·deur: Nomen
ach·ter·hand: Nomen
ach·ter·huis: Nomen
ach·ter·land: Nomen
ach·te·loos·heid: Nomen

Meintest du vielleicht: achteloos , achterland , achterhuis , achterhand , achterdeur , achterbank , achterband , achterzak , achteruit , achterste , achterban , achterbak , achteraan , achterst , achteraf und achteloosheid

ach·te·loos <achteloze, achtelozer, meest achteloos> [ɑxtəlos] ADJ

1. achteloos (zonder zorg):

achteloos aan iets voorbijgaan

achtlos an etw Dat vorbeigehen

achteloos aan iets voorbijgaan übtr

achtlos über etw Akk hinweggehen

2. achteloos (onoplettend):

3. achteloos (ongedwongen, zorgeloos):

4. achteloos (slordig, onverschillig):

5. achteloos (onoplettend):

ach·ter·af [ɑxtərɑf] ADV

1. achteraf:

achteraf (in het achterste gedeelte)

achteraf (afgelegen)

hij houdt zich steeds achteraf

er hält sich immer abseits

achteraf wonen

2. achteraf (later):

achteraf bekeken

im Nachhinein betrachtet

achteraf bijbetalen

gelukwensen achteraf

nachträgliche Glückwünsche

ik hoorde het achteraf

ich hörte es hinterher

ach·terst [ɑxtərst] ADJ

op zijn achterste poten gaan staan übtr

sich auf die Hinterbeine stellen

ach·ter·aan [ɑxtəran] ADV

1. achteraan (aan de achterkant):

helemaal achteraan

achteraan in de zaal

wij wandelden achteraan

wir spazierten am Schluss

2. achteraan (achterheen):

daar moet je achteraan gaan

da musst du hinterher

ach·ter·bak <achterbak|ken> [ɑxtərbɑk] SUBST m

achterbak (kofferbak)

achterbak (laadvlak)

ach·ter·ban <achterban|nen> [ɑxtərbɑn] SUBST m

achterban (van grote bewegingen)

Basis f

achterban (aanhangers)

Anhängerschaft f

ach·ter·ste¹ <achterste|n> [ɑxtərstə] SUBST nt of m of f (rangorde)

Hintere(r) f(m)

Hintere(s) nt

Hinterste(r) f(m)

Hinterste(s) nt

ach·ter·uit¹ [ɑxtərœyt] SUBST m geen Pl (versnellingsstand)

Rückwärtsgang m

een auto in zijn achteruit zetten

den Rückwärtsgang einlegen

ach·ter·zak <achterzak|ken> [ɑxtərzɑk] SUBST m

Gesäßtasche f

ach·ter·band <achterband|en> [ɑxtərbɑnt] SUBST m

ach·ter·bank <achterbank|en> [ɑxtərbɑŋk] SUBST f

ach·ter·deur <achterdeur|en> [ɑxtərdør] SUBST f

achterdeur übtr

Hintertürchen nt

hij heeft nog een achterdeurtje übtr

er hat noch etw auf der hohen Kante

langs [o. door ] de (een) achterdeur(tje) weer binnenkomen übtr

durch die/eine Hintertür wieder hereinkommen

een achterdeurtje openhouden übtr

sich Dat eine Hintertür offen halten

achterdeurtjes zoeken übtr

Hintertürchen suchen

ach·ter·hand <achterhand|en> [ɑxtərhɑnt] SUBST f

1. achterhand (handwortel):

2. achterhand (kaartspel):

3. achterhand (achterdeel van viervoetige dieren):

ach·ter·huis <achter|huizen> [ɑxtərhœys] SUBST nt

ach·ter·land <achterland|en> [ɑxtərlɑnt] SUBST nt

ach·te·loos·heid [ɑxtəloshɛit] SUBST f geen Pl

achteloosheid (onverschilligheid)

Achtlosigkeit f

achteloosheid (onverschilligheid)

Nachlässigkeit f

achteloosheid (ongedwongenheid)

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski