Niederländisch » Deutsch

be·wa·ring [bəwarɪŋ] SUBST f geen Pl

be·wa·pe·ning [bəwapənɪŋ] SUBST f geen Pl

ge·was·sen1 [ɣəwɑsə(n)] ADJ

be·wa·king [bəwakɪŋ] SUBST f geen Pl

1. bewaking (beveiliging, surveillance):

2. bewaking (het in het oog houden):

be·wa·pe·nen <bewapende, h. bewapend> [bəwapənə(n)] VERB trans

be·wan·de·len <bewandelde, h. bewandeld> [bəwɑndələ(n)] VERB trans

1. bewandelen (wandelen op):

was·se·rij <wasserij|en> [wɑsərɛi] SUBST f

be·wa·ken <bewaakte, h. bewaakt> [bəwakə(n)] VERB trans

1. bewaken (waken over):

2. bewaken übtr:

af·was·sen <waste af, h. afgewassen> [ɑfwɑsə(n)] VERB trans

mas·se·ren <masseerde, h. gemasseerd> [mɑserə(n)] VERB trans

bras·se·rij SUBST f

brasserij → braspartij

Siehe auch: braspartij

bras·par·tij <braspartij|en> [brɑspɑrtɛi] SUBST f

klas·se·ren1 <klasseerde zich, h. zich geklasseerd> [klɑserə(n)] VERB wk ww

klasseren zich klasseren SPORT:


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski