Übersetzungen für „Carsharing“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

pan·ha·ring <panharing|en> [pɑnharɪŋ] SUBST m

panharing

Brathering m

maat·jes·ha·ring <maatjesharing|en> [macəsharɪŋ] SUBST m

maatjesharing

Matjeshering m

er·va·ring <ervaring|en> [ɛrvarɪŋ] SUBST f

1. ervaring (het ondervinden):

ervaring

Erfahrung f

ervaring

Erleben nt

bij ervaring

aus Erfahrung

uit eigen ervaring

aus eigener Erfahrung

2. ervaring (ondervinding):

ervaring

Erfahrung f

ervaring

Erlebnis nt

traumatische ervaringen

traumatische Erlebnisse Pl

3. ervaring (verkregen kennis, routine):

ervaring

Erfahrung f

weinig/geen ervaring hebben in zijn vak/op een bepaald gebied

wenig/keine Erfahrung in seinem Fach/auf einem bestimmten Gebiet haben

be·spa·ring <besparing|en> [bəsparɪŋ] SUBST f

1. besparing (het uitsparen):

besparing

Einsparung f

2. besparing (het uitgespaarde):

besparing

Ersparnis f

besparing

Einsparung f

aan·va·ring <aanvaring|en> [anvarɪŋ] SUBST f ook übtr

aanvaring

Zusammenstoß m

in aanvaring komen met een schip

mit einem Schiff zusammenstoßen

ver·kla·ring <verklaring|en> [vərklarɪŋ] SUBST f

verklaring

Erklärung f

verklaring (toelichting)

Erläuterung f

een verklaring afleggen

eine Erklärung abgeben

voor de rechtbank een verklaring afleggen

vor Gericht aussagen

een geneeskundige verklaring

eine ärztliche Bescheinigung

de verklaring van de rechten van de mens

die Erklärung der Menschenrechte

een valse verklaring afleggen (mondeling)

falsch aussagen

een valse verklaring afleggen (schriftelijk)

falsche Angaben machen

volgens verklaringen van voorbijgangers

nach Angaben von Passanten

pe·kel·ha·ring <pekelharing|en> [pekəlharɪŋ] SUBST m

pekelharing

Salzhering m