Niederländisch » Deutsch

pri·or <prior|s> [prijɔr] SUBST m

prin·ten <printte, h. geprint> [prɪntə(n)] VERB trans

voor·in [vorɪn] ADV

prij·zig <prijzige, prijziger, prijzigst> [prɛizəx] ADJ

prik·ken1 <prikte, h. geprikt> [prɪkə(n)] VERB trans

1. prikken (steken):

3. prikken (injectie geven):

prij·ken <prijkte, h. geprijkt> [prɛikə(n)] VERB intr

prij·zen1 <prees, h. geprezen> [prɛizə(n)] VERB trans


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski