Übersetzungen für „enjambement“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

en·ga·ge·ment <engagement|en> [ɑŋɡaʒəmɛnt] SUBST nt

1. engagement (verbintenis):

engagement

Engagement nt

een engagement aangaan

ein Engagement eingehen

een engagement aangaan

sich verpflichten

2. engagement (maatschappelijke betrokkenheid):

engagement

Engagement nt

3. engagement (verloving):

engagement

Verlobung f

kam·pe·ment <kampement|en> [kɑmpəmɛnt] SUBST nt

kampement

Lager nt

par·le·ment <parlement|en> [pɑrləmɛnt] SUBST nt

parlement

Parlament nt

amu·se·ment <amusement|en> [amyzəmɛnt] SUBST nt

amusement

Amüsement nt

amusement

Unterhaltung f

eve·ne·ment <evenement|en> [evənəmɛnt] SUBST nt

1. evenement (publieke gebeurtenis):

evenement

Veranstaltung f

2. evenement (gewichtig, merkwaardig voorval):

evenement

Ereignis nt

man·de·ment <mandement|en> [mɑndəmɛnt] SUBST nt rel.

mandement

Hirtenbrief m

man·ke·ment <mankement|en> [mɑŋkəmɛnt] SUBST nt

1. mankement (gebrek):

mankement

Mangel m meist Pl

mankement

Defekt m

mankementen vertonen

Mängel aufweisen

2. mankement (lichaamsgebrek):

mankement

Gebrechen nt

ren·de·ment <rendement|en> [rɛndəmɛnt] SUBST nt

1. rendement econ.:

rendement (opbrengst)

Ertrag m

rendement (opbrengst)

Rendite f

rendement (renteopbrengst)

Verzinsung f

rendement (van een stof, materiaal)

Ergiebigkeit f

het rendement van een belegging

der Ertrag einer Anlage

2. rendement:

rendement (nuttig effect)

Wirkungsgrad m

rendement (van machine)

Nutzleistung f

het rendement van een elektrische lamp

der Wirkungsgrad einer elektrischen Lampe

3. rendement:

rendement (resultaat)

Nutzeffekt m

rendement (zwakker)

Nutzen m

rendement (succes)

Erfolgsquote f

chan·ge·ment <changement|en> [ʃɑ̃ʒəmɛnt] SUBST nt

changement

Szenenwechsel m

changement

Kulissenwechsel m

changement

Umbau m

klas·se·ment <klassement|en> [klɑsəmɛnt] SUBST nt

klassement

Rangliste f

klassement

Gesamtwertung f

ma·nage·ment [mɛnədʒmənt] SUBST nt geen Pl

management

Management nt

ap·par·te·ment <appartement|en> [ɑpɑrtəmɛnt] SUBST nt

appartement

Appartement nt

ar·ran·ge·ment <arrangement|en> [ɑrɑ̃ʒəmɛnt] SUBST nt

arrangement

Arrangement nt

arrangement (van bloemen)

Gesteck nt

de·par·te·ment <departement|en> [depɑrtəmɛnt] SUBST nt

1. departement ((gebouw van) ministerie):

departement

Ministerium nt

op het departement

im Ministerium

2. departement (provincie in Frankrijk):

departement

Departement nt

de·ta·che·ment <detachement|en> [detɑʃəmɛnt] SUBST nt

detachement

Spezialeinheit f