Niederländisch » Deutsch

pun·te·ren1 <punteerde, h. gepunteerd> [pʏnterə(n)] VERB trans

ken·te·ren <kenterde, i. gekenterd> [kɛntərə(n)] VERB intr

1. kenteren (veranderen) scheepv.:

het tij kentert übtr

mon·te·ren <monteerde, h. gemonteerd> [mɔnterə(n)] VERB trans

1. monteren (in elkaar zetten):

2. monteren (aan iets bevestigen):

(fest)montieren an +Dat

3. monteren:

monteren FILM, foto.

4. monteren (opmaken, in orde brengen):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski