Übersetzungen für „gedragen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ge·dra·gen <gedroeg zich, h. zich gedragen> [ɣədraɣə(n)] VERB wk ww zich gedragen

1. gedragen:

gedragen (handelen)

sich benehmen

gedragen (houding, optreden)

sich verhalten

gedragen onderw.

sich betragen

gedragen onderw.

sich aufführen abw

zich gedragen als een dictator

sich wie ein Diktator aufführen

in een zaak zich naar iems advies gedragen

in einer Angelegenheit jds Rat befolgen

zich netjes gedragen

sich ordentlich benehmen

2. gedragen (op de omgeving reageren):

gedragen

sich verhalten

kwik gedraagt zich vreemd in de buitenlucht

Quecksilber verhält sich an der Luft merkwürdig

ge·dra·gen² VERB

gedragen volt. deelw. van dragen¹, dragen²

Siehe auch: dragen , dragen

dra·gen² <droeg, h. gedragen> [draɣə(n)] VERB intr

1. dragen:

dragen (steunen, gedragen worden)

ruhen

dragen (door persoon gedragen worden)

sich tragen

deze tas draagt gemakkelijk

diese Tasche trägt sich leicht

2. dragen:

dragen (zich over een afstand uitstrekken)

tragen

dragen (vuurwapens)

tragen

3. dragen (zwanger zijn):

dragen

tragen

dra·gen¹ <droeg, h. gedragen> [draɣə(n)] VERB trans

1. dragen (boven de grond houden):

dragen

tragen

op vleugels gedragen

von Flügeln getragen

2. dragen (bij zich hebben):

dragen

tragen

3. dragen (aan, op hebben):

dragen

tragen

4. dragen:

dragen (voorzien zijn van)

tragen

dragen (doelbewust aangenomen hebben)

führen

hij draagt de naam van zijn moeder

er trägt den Namen seiner Mutter

5. dragen (zwanger zijn van):

dragen

tragen

6. dragen (op-, voortbrengen):

dragen

tragen

dragen

bringen

rente dragen

Zinsen tragen

7. dragen:

dragen (op zich nemen: toestand)

tragen

dragen (op zich nemen: het ontstaan van een situatie)

übernehmen

dragen (op zich nemen: het ontstaan van een situatie)

auf sich Akk nehmen

het risico dragen (toestand)

das Risiko tragen

het risico dragen (aanvaarden)

das Risiko auf sich nehmen

8. dragen:

dragen (verduren)

tragen

dragen (pijn)

ertragen

zijn leed dragen

sein Leid tragen

kennis van iets dragen

Kenntnis von etw haben

Beispielsätze für gedragen

zich mannelijk gedragen

sich mannhaft benehmen

zich eigenaardig gedragen

sich merkwürdig verhalten

zich netjes gedragen

sich ordentlich benehmen

zich beestachtig gedragen

sich wie ein Tier benehmen

op vleugels gedragen

von Flügeln getragen

zich zelfbewust gedragen

selbstsicher auftreten

zich weerbarstig gedragen

sich störrisch verhalten

zich ordentelijk gedragen

sich ordentlich [o. anständig] benehmen

zich slecht gedragen

sich schlecht benehmen [o. aufführen]

zich gedragen als een dictator

sich wie ein Diktator aufführen

zich als een gentleman gedragen

sich gentlemanlike benehmen

hij heeft zich onsportief gedragen

er hat sich unsportlich [o. unfair] verhalten

weten hoe men zich moet gedragen

sich zu benehmen wissen

in een zaak zich naar iems advies gedragen

in einer Angelegenheit jds Rat befolgen