Übersetzungen für „herbar“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

her·berg <herberg|en> [hɛrbɛrx] SUBST f

1. herberg:

herberg (logement)

Gasthaus nt

herberg (op het platteland)

Gasthof m

herberg (op het platteland)

Wirtshaus nt

2. herberg (kroeg):

herberg

Gastwirtschaft f

eer·baar [erbar] ADJ

eerbaar

ehrenhaft

eerbaar

anständig

eerbaar (kuis)

sittsam

eerbaar (kuis)

züchtig

her·der <herder|s> [hɛrdər] SUBST m

1. herder:

herder (hoeder)

Hirt m

herder (van schapen)

Schäfer m

als de herder dwaalt, dolen de schapen Sprichw

wie der Hirt, so die Herde

2. herder (hond):

herder

Schäferhund m

dat is een Duitse herder

das ist ein Deutscher Schäferhund

her·ba·ri·um <herbarium|s, her|baria> [hɛrbarijʏm] SUBST nt

herbarium

Herbarium nt

her·bouw [hɛrbɑu] SUBST m geen Pl

herbouw

Wiederaufbau m

herbouw

Wiedererrichtung f

bar·baar <bar|baren> [bɑrbar] SUBST m

barbaar

Barbar m

ho·mo·bar <homobar|s> [homobɑːr] SUBST f

homobar

Schwulenkneipe f

homobar

Schwulenbar f

ver·baal¹ <ver|balen> [vɛrbal] SUBST nt (proces-verbaal)

verbaal

Strafmandat nt

ver·band <verband|en> [vərbɑnt] SUBST nt

1. verband (zwachtel, windsel):

verband

Verband m

verband

Binde f

een verband aanleggen

einen Verband anlegen

zijn arm in een verband dragen

seinen Arm in einer Binde tragen

2. verband (samenhang):

verband

Zusammenhang m

in verband met

im Zusammenhang mit

in dit verband wil ik nog opmerken …

in diesem Zusammenhang möchte ich noch bemerken …

iets uit zijn verband rukken

etw aus dem Zusammenhang reißen

3. verband (betrekking, contact):

verband

≈ Rahmen m

in Europees verband

in europäischem Rahmen

4. verband (verbintenis):

verband

Vertrag m