Übersetzungen für „onttrekken“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ont·trek·ken¹ <onttrok zich, h. zich onttrokken> [ɔntrɛkə(n)] VERB wk ww

onttrekken zich onttrekken (van zich afschuiven):

onttrekken

sich entziehen +Dat

onttrekken

sich drücken vor +Dat

zich onttrekken aan zijn verplichtingen

sich seinen Verpflichtungen entziehen

ont·trek·ken² <onttrok, h. onttrokken> [ɔntrɛkə(n)] VERB trans

1. onttrekken (afscheiden):

onttrekken

abscheiden

onttrekken

abtrennen

benzine onttrekken aan aardgas

Benzin aus Erdgas abtrennen

2. onttrekken (buiten iems bereik brengen):

onttrekken

entziehen

iets aan het zicht onttrekken

etw den Blicken entziehen

Beispielsätze für onttrekken

benzine onttrekken aan aardgas

Benzin aus Erdgas abtrennen

iets aan het zicht onttrekken

etw den Blicken entziehen

iets aan zijn bestemming onttrekken

etw seinem Zweck entfremden

zich onttrekken aan zijn verplichtingen

sich seinen Verpflichtungen entziehen

iets aan de vergetelheid onttrekken [o. ontrukken]

etw der Vergessenheit Dat entreißen

zich niet aan de indruk kunnen onttrekken

sich des Eindrucks nicht erwehren können