Niederländisch » Deutsch

ge·trei·ter [ɣətrɛɪtər] SUBST nt geen Pl

re·crui·ter <recruiter|s> [rikruːtər] SUBST m

rent·mees·ter <rentmeester|s> [rɛntmestər] SUBST m

1. rentmeester (iem die een goed beheert):

2. rentmeester (administrateur):

ren·te·nier·ster SUBST f

rentenierster weibliche Form von rentenier

Siehe auch: rentenier

ren·te·nier <rentenier|s> [rɛntənir] SUBST m

1. rentenier (iem die van zijn renten leeft):

2. rentenier (iem zonder betrekking):

cen·ti·li·ter <centiliter|s> [sɛntilitər] SUBST m

ren·ner <renner|s> [rɛnər] SUBST m

ren·dier <rendier|en> [rɛndir] SUBST nt

Koe·wei·ter <Koeweiter|s> [kuwɛitәr] SUBST m

de·ci·li·ter <deciliter|s> [desilitər] SUBST m

hec·to·li·ter <hectoliter|s> [hɛktolitər] SUBST m

hek·slui·ter SUBST m

heksluiter → hekkensluiter

Siehe auch: hekkensluiter

hek·ken·slui·ter <hekkensluiter|s> [hɛkə(n)slœytər] SUBST m

ren·nen <rende, h./i. gerend> [rɛnə(n)] VERB intr

2. rennen (snellen: te paard):

3. rennen (een wedren houden):

ren·de·ren <rendeerde, h. gerendeerd> [rɛnderə(n)] VERB intr

re·no·ve·ren <renoveerde, h. gerenoveerd> [renoverə(n)] VERB trans

1. renoveren (hernieuwen):

2. renoveren (woningen):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski