Übersetzungen für „revirement“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

re·vi·se·ren <reviseerde, h. gereviseerd> [revizerə(n)] VERB trans

reviseren

überholen

een auto geheel reviseren

ein Auto generalüberholen

re·gle·ment <reglement|en> [reɣləmɛnt] SUBST nt

reglement

Satzung f meist Pl

reglement

Reglement nt

reglement (in samenstellingen)

-ordnung f

het huishoudelijk reglement (voor de huisbewoners)

die Hausordnung

het huishoudelijk reglement (van een vereniging)

die Geschäftsordnung

het huishoudelijk reglement (van een vereniging)

die Satzungen Pl

een reglement opstellen/herzien

ein Reglement aufstellen/revidieren

reglement van orde (voor school)

Schulordnung f

reglement van orde (voor tehuis)

Heimordnung f

eve·ne·ment <evenement|en> [evənəmɛnt] SUBST nt

1. evenement (publieke gebeurtenis):

evenement

Veranstaltung f

2. evenement (gewichtig, merkwaardig voorval):

evenement

Ereignis nt

ren·de·ment <rendement|en> [rɛndəmɛnt] SUBST nt

1. rendement econ.:

rendement (opbrengst)

Ertrag m

rendement (opbrengst)

Rendite f

rendement (renteopbrengst)

Verzinsung f

rendement (van een stof, materiaal)

Ergiebigkeit f

het rendement van een belegging

der Ertrag einer Anlage

2. rendement:

rendement (nuttig effect)

Wirkungsgrad m

rendement (van machine)

Nutzleistung f

het rendement van een elektrische lamp

der Wirkungsgrad einer elektrischen Lampe

3. rendement:

rendement (resultaat)

Nutzeffekt m

rendement (zwakker)

Nutzen m

rendement (succes)

Erfolgsquote f

drei·ge·ment <dreigement|en> [drɛiɣəmɛnt] SUBST nt

dreigement

Drohung f

de·par·te·ment <departement|en> [depɑrtəmɛnt] SUBST nt

1. departement ((gebouw van) ministerie):

departement

Ministerium nt

op het departement

im Ministerium

2. departement (provincie in Frankrijk):

departement

Departement nt

raf·fi·ne·ment [rɑfinəmɛnt] SUBST nt geen Pl

1. raffinement (verfijndheid):

raffinement

Raffinement nt

2. raffinement (geraffineerdheid):

raffinement

Raffinesse f

raffinement

Raffinement nt

meu·ble·ment SUBST nt

meublement → meubilair

Siehe auch: meubilair

meu·bi·lair [møbilɛːr] SUBST nt geen Pl

meubilair

Mobiliar nt selten Pl

gou·ver·ne·ment <gouvernement|en> [ɣuvɛrnəmɛnt] SUBST nt

1. gouvernement (regering over de gebiedsdelen overzee):

gouvernement

Kolonialregierung f

2. gouvernement gesch. (bestuur):

gouvernement

Gouvernement nt

gouvernement

Verwaltung f

3. gouvernement gesch. (provinciaal bestuur):

gouvernement

Gouvernement nt

gouvernement

Provinzverwaltung f

4. gouvernement (door een gouverneur bestuurd gebied):

gouvernement

Gouvernement nt

gouvernement gesch.

Landvogtei f

ameu·ble·ment <ameublement|en> [amøbləmɛnt] SUBST nt

ameublement

Zimmereinrichtung f

ameublement

Wohnungseinrichtung f

ap·par·te·ment <appartement|en> [ɑpɑrtəmɛnt] SUBST nt

appartement

Appartement nt

ar·ran·ge·ment <arrangement|en> [ɑrɑ̃ʒəmɛnt] SUBST nt

arrangement

Arrangement nt

arrangement (van bloemen)

Gesteck nt

de·ta·che·ment <detachement|en> [detɑʃəmɛnt] SUBST nt

detachement

Spezialeinheit f

Eu·ro·par·le·ment [øropɑrləmɛnt] SUBST nt geen Pl

Europarlement

Europäische(s) Parlament nt

Europarlement

Europaparlament nt

amu·se·ment <amusement|en> [amyzəmɛnt] SUBST nt

amusement

Amüsement nt

amusement

Unterhaltung f

iso·le·ment [izoləmɛnt] SUBST nt geen Pl

isolement

Isolation f

isolement

Isolierung f

isolement

Isoliertheit f

man·de·ment <mandement|en> [mɑndəmɛnt] SUBST nt rel.

mandement

Hirtenbrief m

man·ke·ment <mankement|en> [mɑŋkəmɛnt] SUBST nt

1. mankement (gebrek):

mankement

Mangel m meist Pl

mankement

Defekt m

mankementen vertonen

Mängel aufweisen

2. mankement (lichaamsgebrek):

mankement

Gebrechen nt

kam·pe·ment <kampement|en> [kɑmpəmɛnt] SUBST nt

kampement

Lager nt

par·le·ment <parlement|en> [pɑrləmɛnt] SUBST nt

parlement

Parlament nt